Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
English-Dutch Dictionary - W
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(8)
2
(4)
3
(1)
4
(1)
A
(1811)
B
(693)
C
(1165)
D
(812)
E
(500)
F
(654)
G
(400)
H
(994)
I
(1698)
J
(119)
K
(75)
L
(477)
M
(672)
N
(342)
O
(376)
P
(844)
Q
(32)
R
(508)
S
(1689)
T
(6705)
U
(154)
V
(124)
W
(1092)
X
(4)
Y
(337)
Z
(14)
English
Dutch
Recording
Learn
We are here.
Wij zijn hier.
Learn
we are honest
we zijn eerlijk
Learn
We are learning a language.
Wij leren een taal.
Learn
We are leaving soon.
Wij vertrekken binnenkort.
Learn
We are lost.
We zijn verdwaald.
Learn
We are nearing the end.
We naderen het einde.
Learn
We are not allowed to join today.
We mogen niet aanschuiven vandaag.
Learn
We are not made of sugar.
We zijn niet van suiker gemaakt.
Learn
we are not stupid
wij zijn heus niet stom
Learn
We are prisoners in our own country.
We zijn gevangenen in ons eigen land.
Learn
We are thinking of buying some new furniture.
We overwegen nieuwe meubels te kopen.
Learn
We are under his command.
We staan onder zijn bevel.
Learn
we are wise
we zijn verstandig
Learn
We ate apples.
We aten appels.
Learn
We ate sandwiches for breakfast.
We aten sandwichen als ontbijt.
Learn
We build houses.
Wij bouwen huizen.
Learn
We can all benefit from his experience.
We kunnen allen bij zijn ervaringen baat hebben.
Learn
We can change.
We kunnen veranderen.
Learn
We can go shopping later.
We kunnen later gaan winkelen.
Learn
We can see many stars tonight.
We kunnen veel sterren zien deze nacht.
Learn
We can’t fail again.
We kunnen niet weer falen.
Learn
We can’t find Tom.
We kunnen Tom niet vinden.
Learn
We can’t lose him.
We mogen hem niet kwijtraken.
Learn
We concede your right to this property.
We erkennen je recht op dit eigendom.
Learn
We couldn’t be more excited.
We konden niet meer opgetogen zijn.
Learn
We did everything together.
We deden alles samen.
Learn
We didn’t do anything wrong.
We hebben niets verkeerd gedaan.
Learn
We didn’t find anything to eat.
We hebben niets gevonden om te eten.
Learn
we didn’t give it the proper attention then
wij schonken daar toen niet de juiste aandacht aan
Learn
we didn’t know
wij wisten niet
Learn
We didn’t know which bus to take.
We wisten niet welke bus we moesten nemen.
Learn
We didn’t play well.
We hebben niet goed gespeeld.
Learn
We do not know all the characteristics of the virus.
We niet alle eigenschappen van het virus kennen.
Learn
We don’t have time to argue.
We hebben geen tijd om te discussiëren.
Learn
We don’t know anything about Istanbul.
We weten niets over Istanboel.
Learn
We don’t meet anyone by chance.
We ontmoeten niemand toevallig.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
Page
1
Page
2
Page
3
Page
4
Current page
5
Page
6
Page
7
Page
8
Page
9
…
Next page
Next ›
Last page
Last »