Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1830) B (700) C (1178) D (817) E (503) F (661) G (406) H (1008) I (1708) J (119) K (77) L (482) M (672) N (341) O (379) P (850) Q (32) R (513) S (1698) T (6761) U (155) V (123) W (1099) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
a grant een beurs
a grass een gras
a great adventure een geweldig avontuur
A great hunt was held; the hunters lay around the swamp; yes, some sat up in the branches of the trees, which stretched far over the reed. Er werd een grote jacht gehouden; de jagers lagen rondom het moeras; ja, enigen zaten boven in de takken der boomen, die zich ver over het riet uitstrekten.
a grey, shiny haze een grijs, glimmerend waas
a grid een rooster
a ground offensive een grondoffensief
a group een groep
a guardrail een vangrail
A guardrail is a barrier placed next to roads. Een vangrail is een barrière die naast wegen wordt geplaatst.
a guitar een gitaar
A guitar is a stringed instrument that is played with the fingers or with a plectrum. Een gitaar is een snaarinstrument dat wordt bespeeld met de vingers of met een plectrum.
a gun een geweer
a gym een sportschool
a hand-me-down een afdankertje
a handbag een handtas
a handful of snails slipped out of his mouth er glibberde een handvol slakken uit zijn mond
a hangover een kater
a hatch een luik
a head injury een hoofdletsel
a headscarf een hoofddoek
a healing een genezing
A healthy diet is important for strong bones. Een gezonde voeding is belangrijk voor sterke botten.
a heatwave een hittegolf
a heel een hak
a hefty walnut een forse walnoot
a height een hoogte
a hidden meaning een verborgen betekenis
a hidden reality een verborgen werkelijkheid
a historic defeat een historische nederlaag
a holiday een vakantie
a holy anointing een heilige zalving
a honey een honing
a hospital admission een ziekenhuisopname
a hotel een hotel
a house een huis