Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (2) 1 (14) 2 (9) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2042) B (732) C (1232) D (850) E (539) F (739) G (435) H (1121) I (1972) J (126) K (81) L (516) M (734) N (377) O (442) P (884) Q (35) R (527) S (1849) T (7123) U (159) V (128) W (1201) X (4) Y (377) Z (21)
English Dutch Recording Learn
a classmate een klasgenoot
a clean place een reine plaats
a clean turban een schone tulband
a clever trick question een slimme strikvraag
a clock een klok
a clock radio een wekkerradio
a close relationship een hechte relatie
A closed fist can indicate stress. Een gebalde vuist kan stress aanduiden.
A clothes hanger is a piece of wood, metal or plastic, in the shape of the human shoulders and has a hook on the top. Een kledinghanger is een stuk hout, metaal of kunststof, in de vorm van de menselijke schouders en heeft een haak aan de bovenzijde.
A cloud is condensed water vapour. Een wolk is gecondenseerde waterdamp.
a coach een coach
a coal mine een kolenmijn
a cobbled street een met keien geplaveide straat
a coffee een koffie
A coffee with milk, please. Een koffie met melk, alstublieft.
a cold een verkoudheid
a cold shower een koude douche
a collapsed lung een klaplong
a collapsible brass telescope een opvouwbare koperen telescoop
a collection een verzameling
a collision een botsing
a commitment een toezegging
a common enemy een gemeenschappelijke vijand
a community een gemeenschap
a company een onderneming
a complicated verb een ingewikkeld werkwoord
a computer een computer
a concern een bekommernis
a concrete block een betonnen blok
a confrontation between hotheads and the police een confrontatie tussen heethoofden en de politie
a console een console
a consulate een consulaat
a consultant een consultant
a consultation een consult
a contagious fungus een besmettelijke schimmel
a contract een contract