Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1814) B (693) C (1169) D (814) E (501) F (658) G (403) H (996) I (1700) J (119) K (76) L (480) M (672) N (341) O (377) P (844) Q (32) R (508) S (1688) T (6710) U (153) V (123) W (1095) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
a confrontation between hotheads and the police een confrontatie tussen heethoofden en de politie
a consulate een consulaat
a consultant een consultant
a contract een contract
a contribution een bijdrage
a conviction een veroordeling
a convincing victory een overtuigende overwinning
a cookie een koekje
a counter-indication een tegenaanwijzing
a country that is known as tolerant een land dat bekend staat als tolerant
a couple of very strange ferrets een stel heel rare fretten
a cow een koe
a coward een lafaard
a crab een krab
a cracked sternum een gebarsten borstbeen
a crane een hijskraan
a creaky house een krakend huis
a croissant een croissant
a crossroads een kruispunt
a crowd control barrier een dranghek
a crumpet een beschuitbol
a cucumber een komkommer
a cumbersome way of doing things een omslachtige manier van doen
a cup een kopje
a cup of tea een kop thee
a curse een vervloeking
a cyclist een fietser
a dam een dam
a dangerous situation een hachelijke situatie
a dark and sad day een donkere en trieste dag
a dark forest een donker bos
a dark patchwork of fields and trees een donkere lappendeken van velden en bomen
a date een date
A daughter is a person of the female gender in relation to one or two parents. Een dochter is een persoon van het vrouwelijk geslacht in relatie tot een of twee ouders.
a day een dag
a declaration een aangifte