Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1830) B (700) C (1178) D (817) E (503) F (661) G (406) H (1008) I (1708) J (119) K (77) L (482) M (672) N (341) O (379) P (850) Q (32) R (513) S (1698) T (6761) U (155) V (123) W (1099) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
a little more please een beetje meer alstublieft
a livable life een leefbaar leven
a living room een woonkamer
a lizard een hagedis
A loan can help buy a house. Een ontlening kan helpen bij het kopen van een huis.
A loan for a car is sometimes necessary. Een ontlening voor een auto is soms noodzakelijk.
a locker een kluisje
a locksmith een slotenmaker
a long black snake een lange, zwarte slang
a long coat with pinstripe een lange mantel met krijtstreep
a long goose feather een lange ganzenveer
a long history een lange voorgeschiedenis
a long measuring tape een lang meetlint
a long nightgown een lange nachtpon
a long tail een lange staart
a long, wooden spoon een lange, houten lepel
a long-term ailment een langdurige kwaal
a loose battery een losse batterij
A lot has happened in the meantime. Intussen is er veel gebeurd.
a lot like each other veel op elkaar
a lot of veel
a lot of dedication veel toewijding
a lot of guts veel lef
A lot of kids wear jeans. Veel kinderen dragen een spijkerbroek.
a lot of money een flinke duit
a lot of nonsense een hoop stennis
A lot of people need help from a psychologist. Heel veel mensen hebben hulp van een psycholoog nodig.
a lot of suffering veel leed
a lot of travelling this month veel gereis deze maand
A lot of women buy shoes one size too small, because they find them prettier. Veel vrouwen kopen schoenen een maat te klein, omdat ze dat mooier vinden.
a love een liefde
a low level of education een laag opleidingsniveau
a lunatic een halvegare
a lunch een lunch
a magic potion een toverdrank
a magnet een magneet