Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (2) 1 (14) 2 (9) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2042) B (732) C (1232) D (850) E (539) F (739) G (435) H (1121) I (1972) J (126) K (81) L (516) M (734) N (377) O (442) P (884) Q (35) R (527) S (1849) T (7123) U (159) V (128) W (1201) X (4) Y (377) Z (21)
English Dutch Recording Learn
a group een groep
a guardrail een vangrail
A guardrail is a barrier placed next to roads. Een vangrail is een barrière die naast wegen wordt geplaatst.
a guitar een gitaar
A guitar is a stringed instrument that is played with the fingers or with a plectrum. Een gitaar is een snaarinstrument dat wordt bespeeld met de vingers of met een plectrum.
a gun een geweer
a gym een sportschool
a hand-me-down een afdankertje
a handbag een handtas
a handful of snails slipped out of his mouth er glibberde een handvol slakken uit zijn mond
a hangover een kater
a hatch een luik
a head vooruit
a head injury een hoofdletsel
a headscarf een hoofddoek
a healing een genezing
A healthy diet is important for strong bones. Een gezonde voeding is belangrijk voor sterke botten.
a heatwave een hittegolf
a heel een hak
a hefty walnut een forse walnoot
a height een hoogte
a hello een hallo
a hidden meaning een verborgen betekenis
a hidden reality een verborgen werkelijkheid
a historic defeat een historische nederlaag
a holiday een vakantie
a holy anointing een heilige zalving
a honey een honing
a horse een paard
a hospital admission een ziekenhuisopname
a hotel een hotel
a house een huis
a huge drain een reusachtige afvoerput
a huge gulp of cognac een enorme slok cognac
a huge hairy body een enorm harig lichaam
a huge increase in scale een enorme schaalvergroting