Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (2) 1 (14) 2 (9) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2042) B (732) C (1232) D (850) E (539) F (739) G (435) H (1121) I (1972) J (126) K (81) L (516) M (734) N (377) O (442) P (884) Q (35) R (527) S (1849) T (7123) U (159) V (128) W (1201) X (4) Y (377) Z (21)
English Dutch Recording Learn
a new light een nieuw licht
a new model een nieuw model
a new party een nieuwe partij
a new quill een nieuwe ganzenveer
a new rescue ship een nieuw reddingsschip
a new robe een nieuw gewaad
a new ship een nieuw schip
a new shooting een nieuwe schietpartij
a new start een nieuwe start
a new weapon een nieuw wapen
a newspaper clipping een krantenknipsel
a nice house een mooi huis
a nice sweater een mooie trui
a night in jail een nacht in de cel
a night shop een nachtwinkel
a non-governmental organisation een niet-gouvernementele organisatie
a notice een mededeling
a number of battle states een aantal strijdstaten
A number of Brussels taxi associations today left the Brussels inner ring paralysed. Een aantal Brusselse taxi verenigingen leggen vandaag de Brusselse kleine ring lam.
a number of conditions een aantal voorwaarden
a number of sanctions een aantal sancties
a nun een non
a nutshell een notendop
A one-way ticket, please. Enkele reis, graag.
a package een pakket
a page een pagina
a parent een ouder
A parked car was blocking my driveway. Een geparkeerde auto versperde mijn oprit.
a parking een parkeergelegenheid
a particular neighbourhood een bepaalde wijk
a patient een patiënt
a paw een poot
a pear een peer
a pebble een steentje
a pepper een peper
a person een persoon