Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

1 (8) 2 (4) 8 (1) A (1870) B (703) C (1182) D (822) E (511) F (690) G (409) H (1039) I (1764) J (119) K (77) L (485) M (682) N (356) O (393) P (855) Q (33) R (515) S (1731) T (6869) U (155) V (125) W (1118) X (4) Y (349) Z (19)
English Dutch Recording Learn
a new life een nieuw leven
a new light een nieuw licht
a new model een nieuw model
a new party een nieuwe partij
a new quill een nieuwe ganzenveer
a new rescue ship een nieuw reddingsschip
a new robe een nieuw gewaad
a new ship een nieuw schip
a new shooting een nieuwe schietpartij
a new start een nieuwe start
a new weapon een nieuw wapen
a newspaper clipping een krantenknipsel
a nice house een mooi huis
a nice sweater een mooie trui
a night in jail een nacht in de cel
a night shop een nachtwinkel
a non-governmental organisation een niet-gouvernementele organisatie
a notice een mededeling
a number of battle states een aantal strijdstaten
A number of Brussels taxi associations today left the Brussels inner ring paralysed. Een aantal Brusselse taxi verenigingen leggen vandaag de Brusselse kleine ring lam.
a number of conditions een aantal voorwaarden
a number of sanctions een aantal sancties
a nun een non
a nutshell een notendop
A one-way ticket, please. Enkele reis, graag.
a package een pakket
a page een pagina
a parent een ouder
A parked car was blocking my driveway. Een geparkeerde auto versperde mijn oprit.
a parking een parkeergelegenheid
a particular neighbourhood een bepaalde wijk
a patient een patiënt
a paw een poot
a pear een peer
a pebble een steentje
a pepper een peper