Dutch-English Dictionary - O

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (721) B (1134) C (202) D (3986) E (1478) F (204) G (926) H (2261) I (1326) J (285) K (773) L (466) M (719) N (392) O (815) P (529) Q (2) R (395) S (1114) T (1099) U (194) V (1270) W (1139) X (3) Y (88) Z (938)

Dutch	English	Learn
organiseert	organizes	Learn
organiseren	to organise	Learn
orgel	organ	Learn
orgelpunt	highlight	Learn
originele	original	Learn
orkaan	hurricane	Learn
orkest	orchestra	Learn
os	ox	Learn
ossen	oxen	Learn
oud	old	Learn
oude	old (inflected form)	Learn
oudejaarsavond	New Year's Eve	Learn
ouder	parent	Learn
ouder	older	Learn
oudere	older	Learn
ouders	parents	Learn
Ouders moeten voor thuisonderwijs voor hun kinderen kunnen kiezen, in ieder land.	Parents should be able to choose home education for their children in every country.	Learn
ouderschap	parenting	Learn
ouderschapsverlof	parental leave	Learn
ouderwets	old-fashioned	Learn
ouderwetse	old-fashioned (inflected form)	Learn
oudheid	antiquity	Learn
oudste	oldest	Learn
outfit	outfit	Learn
ouwe	old	Learn
oven	oven	Learn
over	to talk about (part 1)
over	in	Learn
over	over	Learn
over	about	Learn
over de hele wereld	all over the world	Learn
Over de tafel lag een wit tafellaken uitgespreid	On the table there was a white tablecloth	Learn
Over de tafel lag een wit tafellaken uitgespreid; daarop stond prachtig porseleinen vaatwerk, en heerlijk dampte de gebraden gans, die met appelen en gedroogde pruimen opgevuld was.	On the table there was a white tablecloth; on it, stood splendid porcelain crockery, and a steaming roast goose, stuffed with apples and dried plums.	Learn
over de vooruitgang en verwezenlijkingen van het project	on the progress and achievements of the project	Learn
over drie dagen	in three days	Learn
over twee dagen	in two days	Learn