Ik heb mezelf gesneden.
Ik heb mijn bagage verloren.
Ik heb mijn familie onteerd.
Ik heb mijn portefeuille verloren.
Ik heb nergens spijt van.
Ik heb net slecht nieuws gekregen.
Ik heb niet genoeg geld om de laatste smartphone te kopen.
Ik heb niets om het blik te openen.
Ik heb niets verkeerd gedaan.
Ik heb niks verkeerd gedaan.
Ik heb nog een andere zuster.
Ik heb nog geen ja gezegd.
Ik heb nog niet besloten op welke functie ik zal solliciteren.
Ik heb nog nooit een bot gebroken.
Ik heb nog nooit iets gestolen.
Ik heb nog nooit wijn gedronken.
Ik heb nog wel een schuld te vereffenen.
Ik heb nooit eerder gevoetbald.
Ik heb nooit iets belangrijk gedaan.
Ik heb nu tijd.
Ik heb ontslag genomen.
Ik heb op iets hards gelegen, zodat ik er over mijn hele lijf bont en blauw uitzie!
Ik heb pijn aan mijn keel.
Ik heb pizza besteld.
Ik heb problemen voorzien.
Ik heb respect voor ieders mening.
Ik heb Rik niet gezien sedert hij terug is uit Nieuw-Zeeland.
Ik heb rood haar.
Ik heb straks tennisles.
Ik heb tandpasta nodig.
Ik heb toevallig het boek gevonden.
Ik heb Tom gisteren voor de eerste keer dronken gezien.
Ik heb Toms geheim ontdekt.
Ik heb twee hamburgers besteld.
Ik heb uw hulp nodig.