Dutch-English Dictionary - H

1 (11) 2 (4) A (739) B (1155) C (203) D (4058) E (1539) F (204) G (938) H (2377) I (1391) J (293) K (783) L (467) M (743) N (414) O (827) P (530) Q (2) R (400) S (1120) T (1128) U (196) V (1312) W (1168) X (3) Y (88) Z (985)

Dutch	English	Learn
het toilet	the toilet	Learn
het toiletpapier	the toilet paper	Learn
het toneel	the stage	Learn
het touw	the rope	Learn
het treinstation	the train station	Learn
het trottoir	the sidewalk	Learn
het tweede metrostel	the second metro carriage	Learn
het uitroepteken	the exclamation mark	Learn
het uitstek	the excellence	Learn
het uitstel	the delay	Learn
het uittreksel	the extract	Learn
het uitvoeren van haalbaarheidsonderzoeken	the conducting of feasibility studies	Learn
het uitzicht	the prospect	Learn
het uitzicht	the view	Learn
het uur	the hour	Learn
het vaandel	the banner	Learn
het vaatwerk	the crockery	Learn
het vaderland	the Fatherland	Learn
het vagevuur	the purgatory	Learn
het vakgebied	the field of expertise	Learn
Het valt uit elkaar.	It falls apart.	Learn
het varken	the pig	Learn
het varkenshok	the pigsty	Learn
het varkensvlees	the pork	Learn
het vat	the container	Learn
Het Vaticaan heeft voor de eerste maal de vermeende beenderen van de apostel Petrus, of Sint-Pieter, tentoongesteld.	The Vatican has for the first time the alleged bones of the apostle Peter or St. Peter on display.	Learn
het vee	the cattle	Learn
het vee, de boerderijen	the cattle, the farms	Learn
het veevoeder	the cattle feed	Learn
het veld	the field	Learn
Het veld staat vol bloemen.	The field is full of flowers.	Learn
het venijn	the viciousness	Learn
het venijn	the venom	Learn
het venster	the window	Learn
het ventje	the chappie	Learn
het verbod	the prohibition	Learn