Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (724) B (1134) C (202) D (3987) E (1478) F (204) G (926) H (2262) I (1326) J (285) K (775) L (466) M (719) N (392) O (816) P (529) Q (2) R (395) S (1114) T (1100) U (194) V (1271) W (1139) X (3) Y (88) Z (939)

Dutch	English	Learn
het verstand	the mind	Learn
het vertrouwen	the trust	Learn
het vervangen	the replacement	Learn
het vervoer	the transport	Learn
het vervolg	the continuation	Learn
Het verwijderen van de voorhuid heet circumcisie.	The removal of the foreskin is called circumcision.	Learn
het verzuim	the absence	Learn
Het verzuim van de werknemer werd opgemerkt.	The employee’s absence was noticed.	Learn
Het verzuim was onverwacht.	The absence was unexpected.	Learn
het vest	the cardigan	Learn
het vet rond de darmen	the fat around the intestines	Learn
Het vet stolde op het bord.	The fat solidified on the plate.	Learn
het vierkant	the square	Learn
het viertal	the foursome	Learn
het virus	the virus	Learn
het visum	the visa	Learn
het visvoer	the fish food	Learn
het vlak	the level	Learn
het vlees	the meat	Learn
het vliegtuig	the aeroplane	Learn
het vliegveld	the airfield	Learn
het vluchtgedrag	the flight behaviour	Learn
het voeder	the fodder	Learn
het voedsel	the food	Learn
het voegwoord	the conjunction	Learn
Het voelde als een hartaanval.	It felt like a heart attack.	Learn
Het voelt echt.	It feels real.	Learn
Het vogeltje is helemaal niet schuw.	The bird is not shy at all.	Learn
het vonnis	the judgement	Learn
Het vonnis valt op 21 juni.	The verdict falls on June 21.	Learn
het voorbeeld	the example	Learn
het voorbije weekend	last weekend	Learn
het voordeel	the advantage	Learn
het voorhoofd	the forehead	Learn
het voorjaar	the spring	Learn
het voornaamste	the most important	Learn