Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)

Dutch Sort ascending	English	Learn
het toilet	the toilet; the loo	Learn
het toezicht	the supervision	Learn
het toeval	the coincidence	Learn
het tijdperk	the era	Learn
Het tij is laag.	The tide is out.	Learn
het tij	the tide	Learn
het ticket	the ticket	Learn
het thema	the theme	Learn
het theater	the theatre	Learn
het terrein	the terrain	Learn
het terras	the terrace	Learn
het tentamen	the examination; exam	Learn
het telefoonnummer	the telephone number	Learn
Het tegenovergestelde is ook waar.	The opposite is also true.	Learn
het tegenovergestelde	the opposite	Learn
Het team van Website Development bestaat uit enthousiaste mensen met veel ervaring in hun vakgebied en een gedegen opleiding.	The team from Website Development consists of enthusiastic people with a lot of experience in their field and a solid education.	Learn
het team	the team	Learn
Het tart eigenlijk alle logica.	It actually defies all logic.	Learn
Het tart alle logica.	It defies all logic.	Learn
het tart	it defies	Learn
het tarief	the rate	Learn
het tafereel	the scene	Learn
het tafellaken	the table-cloth	Learn
het tafelblad	the tabletop	Learn
het taalbad	the language immersion	Learn
het T-shirt	the T-shirt	Learn
het systeem	the system	Learn
het succes	the success	Learn
het stuk	the piece	Learn
het stuifmeel	the pollen	Learn
het stro	the straw	Learn
het strijkijzer	the iron	Learn
het strenge toezicht	the strict supervision	Learn
het streefdoel	the target	Learn
het strand	the beach	Learn
het strafregister	the criminal record	Learn