Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1126) C (201) D (3950) E (1472) F (203) G (922) H (2237) I (1322) J (284) K (770) L (466) M (718) N (390) O (807) P (524) Q (2) R (393) S (1102) T (1086) U (194) V (1259) W (1135) X (3) Y (88) Z (928)

Dutch	English	Learn
den	the (old form)	Learn
denk	think (1st person singular)	Learn
Denk aan de voordelen en de nadelen vooraleer te beslissen.	Consider the advantages and disadvantages before deciding.	Learn
Denk je dat we daarnet ook een centaur hoorden?	Do you think we also just heard a centaur?	Learn
Denk je misschien, dat zij plezier heeft om te zwemmen en het water boven haar hoofd uit te laten spatten?	Do you think maybe she would like to swim, and to let the water splash over her head?	Learn
Denk na vooraleer je je mond opendoet.	Think before you open your mouth.	Learn
denk redelijk na	think reasonably	Learn
denkbeeldige	imaginary	Learn
denken	to think	Learn
denkt	thinks	Learn
denkvermogen	thinking ability	Learn
depressie	depression	Learn
Depressie belangrijkste kwaal bij jongeren	Depression is the most important disorder in adolescents	Learn
der	of the (archaic)	Learn
derde	third	Learn
Derde slag!	Strike three!	Learn
dergelijke	of such	Learn
dertien	thirteen (13)	Learn
dertig	thirty (30)	Learn
dertigduizend	thirty thousand (30,000)	Learn
des	in the (long form)	Learn
desalniettemin	nevertheless	Learn
Desalniettemin ben ik ontzettend trots.	Nevertheless, I’m extremely proud.	Learn
Desalniettemin is het thema het discussiëren waard.	Nevertheless, the topic is worth discussing.	Learn
Desalniettemin is het waar.	Nonetheless, it’s true.	Learn
design	design	Learn
deskundige	expert	Learn
deskundigen	experts	Learn
deskundigheid	expertise	Learn
dessert	dessert	Learn
desserts	desserts	Learn
destijds	at that time	Learn
detail	detail	Learn
details	details	Learn
detective	detective	Learn
detector	detector	Learn