Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)
Dutch Recording English Learn

de cipier

the jailer

de cipiers

the jailers

de cirkel

the circle

de citroen

the lemon

de citroentaart

the lemon tart

de club

the club

de clubs

the clubs

de coalitie

the coalition

de cognac

the cognac

de collega’s

the colleagues

de collegezaal

the lecture hall

De commandant van de eenheid heeft het bevel gegeven om de wapens neer te leggen.

The commander of the unit has given the order to lay down the weapons.

de commerciële uitbating begon in 1971

the commercial operation started in 1971

De commerciële uitbating begon in 1971.

Commercial operation started in 1971.

de commissies

the committees

de communicatie

the communication

de communies

the communions

de computer

the computer

de concentraties

the concentrations

de concurrentie

the competition

de confrontatie

the confrontation

de correcte vorm

the correct form

de correctionele rechtbank

the criminal court

de correctionele rechtbanken van eerste aanleg

the criminal courts of first instance

de courgette

the courgette (British); the zucchini (American)

de criminelen

the criminals

de crisis

the crisis

de cultuur

the culture

de cursus

the course

De cursus Frans beviel me.

I liked the French course.

de cycli

the cycles

de cycloon

the cyclone

de cyclus

the cycle

de dader

the perpetrator

de dag

the day

De dag start grauw en grijs, maar in de namiddag zijn er brede opklaringen.

The day starts dull and gray, but in the afternoon there are broad sunny spells.