“Die strekt zich nog ver aan de andere kant van het geboomte uit, tot aan de tuin van de pastoor; maar daar ben ik nog nooit geweest.”
“Die strekt zich nog ver aan de andere kant van het geboomte uit, tot aan de tuin van de pastoor; maar daar ben ik nog nooit geweest. Je bent toch allemaal wel bij elkaar?” vervolgde zij en stond op.
“Denk je, dat dit de hele wereld is?” zei de moeder.
“De andere eendjes zien er allerliefst uit,” zei de oude eend; “doe maar, alsof je thuis waart, en als je een palingkop vindt, dan kun je die wel aan mij brengen.”
“Dat komt, omdat ik zo lelijk ben,” dacht het eendje, kneep de ogen even dicht en liep toen weer voort.
“Dat is wel mogelijk, maar het is te groot en ziet er zo vreemd uit,” zei de andere eend, “en daarom moet het eens een pikje hebben.”
“Dat gaat immers niet,” zei de moeder van het eendje; “het is wel niet mooi, maar het heeft een goed hart en zwemt even flink als al de anderen, ja, ik moet zeggen, nog beter.
«Dood mij maar!» zei het arme beest.
«Dat is een goede vangst!» zeide zij.
dynamisch
dwingen
dwergen
dwerg
dweilen
dwaze kinderen
dwaze
dwarsbomen
dwars
dwaasheden
dwaas
duurzaam
duurtijd
duurt
duurder
duurde
duur
dusverre
dus
durige
durfde
durf
duren
dure
dunner