Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1809) B (692) C (1166) D (812) E (500) F (654) G (402) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6704) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
well now welnu
Well! Ach!
well, we will find out soon nu, daar zullen we wel gauw achter komen
Well, we will find out soon; it will have to go in the water, even if I have to push it in myself. Nu, daar zullen we wel gauw achter komen; in het water moet het, al zou ik het er ook zelf induwen.
Well, will you ever shut up? Welnu, wil je dan wel eens zwijgen?
well-behaved braaf
well-known (long form) bekende
well-known bekend
well-mannered welopgevoed
went begaven
went verliep
went (singular) ging
went gingen
went out uitging
went to the bedroom ging naar de slaapkamer
were waren
were was
were werden
were burning brandden
were leaving weggingen
Were my questions difficult? Waren mijn vragen lastig?
were sitting zaten
Were you married at that time? Was je op dat moment getrouwd?
west westen
western westelijke
wet nat
We’ll contact him. We zullen contact met hem opnemen.
We’ll fail. We zullen falen.
We’ll probably all be dead soon. We zullen waarschijnlijk allemaal snel dood zijn.
We’re all married men. We zijn allemaal getrouwde mannen.
We’re amateurs. We zijn amateurs.
We’re architects. We zijn architecten.
We’re building a wall. We bouwen een muur.
We’re glad you were able to come. We zijn blij dat je kon komen.
We’re going hiking this afternoon. We gaan wandelen deze namiddag.
We’re going skiing tomorrow. We gaan skiën morgen.