Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) A (1834) B (701) C (1179) D (820) E (503) F (665) G (407) H (1017) I (1708) J (119) K (77) L (483) M (672) N (341) O (380) P (853) Q (32) R (514) S (1701) T (6783) U (155) V (124) W (1100) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
The event starts around nine o’clock in the morning. Het evenement begint omstreeks negen uur ’s ochtends.
the events de evenementen
the events de gebeurtenissen
the eviction de uitzetting
The eviction of the family from their house was heartbreaking. De uitzetting van de familie uit hun huis was hartverscheurend.
The eviction of the squatters happened without incidents. De uitzetting van de krakers gebeurde zonder incidenten.
The eviction of the tenant was unlawful. De uitzetting van de huurder was onrechtmatig.
the evidence het bewijsstuk
the exam het examen
the exam het tentamen
the examination het onderzoek
the example het voorbeeld
the exams de examens
the exams de tentamens
The exams are the culprit. De examens zijn de boosdoener.
the excellence het uitstek
the exchange rate de koers
the excise duties de accijnzen
the excise duty de accijns
the excitement de opwinding
the exclamation mark het uitroepteken
the excuse de smoes
the execution de uitvoering
the execution of the sentence de strafuitvoering
the executioner de beul
The exhibition showcased breathtaking jewelry made by local goldsmiths. De tentoonstelling toonde adembenemende sieraden die door lokale edelsmeden waren gemaakt.
The exhibition was very interesting. De tentoonstelling was erg interessant.
the exit de uitgang
the exits de uitgangen
the expansion de uitbreiding
the expected efforts de verwachte inspanningen
the expensive house het dure huis
the expensive laptop de dure laptop
the experience de ervaring
the experience map de belevingskaart
The experiment ended in failure. Het experiment eindigde in een mislukking.