English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)

English	Dutch	Learn
the fiddling; the monkey business	het gesjoemel	Learn
the field	het veld	Learn
the fields	de velden	Learn
the fight	het gevecht	Learn
the files	de bestanden	Learn
the fillet	de filet	Learn
the film	de film	Learn
the film camera	de filmcamera	Learn
the films	de films	Learn
the filth	de vuiligheid	Learn
the fin	de vin	Learn
the final recipient	de eindbestemmeling	Learn
the financial career	de geldelijke carrière	Learn
the findings	de vaststellingen	Learn
the fine	de boete	Learn
The fines for stubborn speed offenders are rising.	De boetes voor hardleerse snelheidsovertreders stijgen.	Learn
the finger	de vinger	Learn
the fingers	de vingers	Learn
the finish	de afwerking	Learn
the fire	het vuur	Learn
The fire is fanned by the wind.	Het vuur is aangewakkerd door de wind.	Learn
the fireman	de brandweerman	Learn
the fireplace	de haard	Learn
the first bomb	de eerste bom	Learn
the first edition	de eerste editie	Learn
The first exit polls last night did fear the worst.	De eerste exitpolls gisteravond deden het ergste vermoeden.	Learn
the first meeting	de eerste bijeenkomst	Learn
the first name	de voornaam	Learn
the first national action against distraction at the wheel	de eerste nationale actie tegen afleiding achter het stuur	Learn
The first round is on the house.	Het eerste rondje is van het huis.	Learn
the first step	de eerste stap	Learn
the first time	de eerste keer	Learn
the fish	de vis	Learn
the fisherman	de visser	Learn
the fist	de vuist	Learn
the flag	de vlag	Learn