Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
English-Dutch Dictionary - S
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
1
(8)
2
(4)
8
(1)
A
(1870)
B
(703)
C
(1182)
D
(822)
E
(511)
F
(690)
G
(409)
H
(1039)
I
(1764)
J
(119)
K
(77)
L
(485)
M
(682)
N
(356)
O
(393)
P
(855)
Q
(33)
R
(515)
S
(1731)
T
(6869)
U
(155)
V
(125)
W
(1118)
X
(4)
Y
(349)
Z
(19)
English
Dutch
Recording
Learn
She is exceptionally smart.
Ze is buitengewoon slim.
Learn
She is expecting a child.
Ze verwacht een kind.
Learn
She is funny.
Ze is koddig.
Learn
She is no longer a nine-year-old Cinderella.
Ze is geen negenjarige assepoester meer.
Learn
She is not in the room.
Ze is niet in de kamer.
Learn
she is of Spanish descent, which is why she is so fat
zij is van Spaanse afkomst, daarom is zij zo dik
Learn
She is quite ill.
Ze is behoorlijk ziek.
Learn
She is right after all.
Ze heeft immers gelijk.
Learn
She is still a bit groggy.
Ze is nog wat suf.
Learn
She is the contact person for technical issues.
Zij is het aanspreekpunt voor technische problemen.
Learn
She is the presumed winner of the debate.
Zij is de gedoodverfde winnaar van het debat.
Learn
She is unconscious.
Ze is buiten bewustzijn.
Learn
She is used to staying up late.
Zij is gewend laat op te blijven.
Learn
She is very eager to learn.
Ze is heel leergierig.
Learn
She jumped about in excitement.
Ze sprong rond van opwinding.
Learn
She just left.
Ze is net vertrokken.
Learn
She kept the letters for years.
Zij bewaarde de brieven jarenlang.
Learn
She kissed him.
Ze kuste hem.
Learn
She laid good eggs, and the woman loved her as if she had been her own child.
Zij legde heerlijke eieren, en de vrouw had haar zo lief, alsof zij haar kind was.
Learn
She laughed in a derisive manner.
Ze lachte op een honende manier.
Learn
She laughed mockingly.
Ze lachte spottend.
Learn
She learned a cut-and-paste shortcut.
Ze heeft een knippen-en-plakken sneltoets geleerd.
Learn
She learned it from her parents.
Ze heeft het geleerd van haar ouders.
Learn
She likes him.
Ze vindt hem leuk.
Learn
She lit another match.
Zij stak nog een lucifertje aan.
Learn
She lives in the United Kingdom.
Zij woont in het Verenigd Koninkrijk.
Learn
She lives in this village.
Ze woont in dit dorp.
Learn
She looked at me in surprise.
Ze keek me verbaasd aan.
Learn
She looked at me with a confused expression.
Ze keek me met een verwarde blik aan.
Learn
She looked at the bearded stranger.
Zij keek naar de bebaarde vreemdeling.
Learn
She looked behind.
Ze keek erachter.
Learn
She looked both angry and worried.
Ze keek zowel nijdig als bezorgd.
Learn
She looked excited.
Zij leek opgewonden.
Learn
She looks at the broken vase in dismay.
Ze kijkt ontsteld naar de gebroken vaas.
Learn
She loves animals.
Zij houdt van dieren.
Learn
She lovingly stroked his beard.
Ze streelde liefdevol zijn baard.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
11
Page
12
Page
13
Page
14
Current page
15
Page
16
Page
17
Page
18
Page
19
…
Next page
Next ›
Last page
Last »