Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - S

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1809) B (692) C (1166) D (812) E (500) F (654) G (402) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6704) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
She does not want to be dependent on her parents. Ze wil niet afhankelijk zijn van haar ouders.
She doesn’t know how to drive a car. Zij weet niet hoe ze een auto moet besturen.
She doesn’t speak French. Ze spreekt geen Frans.
She dressed herself quickly. Ze kleedde zich rap aan.
She drinks coffee. Zij drinkt koffie.
She embarrassed me in front of my friends. Ze zette me voor schut voor mijn vrienden.
She fastened her helmet before cycling. Ze gespte haar helm vast voordat ze ging fietsen.
She felt depressed. Ze voelde zich neerslachtig.
She felt embarrassed. Ze voelde zich voor schut.
She felt her knees tremble. Ze kon haar knieën voelen trillen.
She first met him in Boston. Ze ontmoette hem voor het eerst in Boston.
She gave a bone to the dog. Ze gaf een been aan de hond.
She gave him a piercing look. Zij keek hem doordringend aan.
she gestured ze gebaarde
she giggled ze giechelde
She got an uneasy feeling from his look. Ze kreeg een onbehaaglijk gevoel bij zijn blik.
She got divorced last year. Ze is vorig jaar gescheiden.
She got married when she was twenty-five. Ze is getrouwd toen ze 25 was.
She got up. Ze kwam overeind.
She groped for her keys. Ze tastte naar haar sleutels.
She had a peculiar fascination with old books. Ze had een zonderlinge fascinatie voor oude boeken.
She had gone to bed. Ze was naar bed gegaan.
She had little experience; nevertheless, she got the job. Ze had weinig ervaring; niettemin kreeg ze de baan.
She had nightmares. Ze had nachtmerries.
She had taken beautiful pictures of the animals in the zoo. Zij had prachtige foto’s getrokken van de dieren in de dierentuin.
She had the saddest face Harry had ever seen. Ze had het sipste gezicht dat Harry ooit gezien had.
she hadn’t sold even one matchbox and she hadn’t brought a single penny zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee
she has ze heeft
She has a car, but I don’t. Zij heeft een auto, maar ik niet.
She has a chubby cat. Ze heeft een mollige kat.
She has a house. Ze heeft een huis.
She has a scar. Ze heeft een litteken.
She has a tattoo. Ze heeft een tatoeage.
She has a valid reason to be absent. Zij heeft een deugdelijke reden om afwezig te zijn.
She has convulsions. Ze heeft stuiptrekkingen.
She has no children. Ze heeft geen kinderen.