Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - O

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1338) B (609) C (979) D (669) E (430) F (563) G (332) H (807) I (1361) J (101) K (63) L (419) M (578) N (313) O (328) P (722) Q (29) R (431) S (1457) T (5876) U (122) V (114) W (845) Y (299) Z (13)
English Dutch Recording Learn
one of them fell down and formed a bright streak of fire.

één daarvan viel naar beneden en vormde een lange, vurige streek.

One slipper could not be found again, and the other a boy had picked and ran away with it.

De eene pantoffel was niet weer te vinden, en de andere had een jongen opgeraapt en snelde er mee weg.

One slipper was nowhere to be found, and the other one was taken by a boy who ran off with it.

De ene pantoffel was niet weer te vinden, en de andere had een jongen opgeraapt en snelde er mee weg.

one thousand (1,000)

duizend

one thousand and thirty-nine (1039)

duizendnegenendertig

One ticket to Paris, please.

Een ticket naar Parijs, alstublieft.

one usually means an establishment for Israeli settlers

bedoelt men meestal een vestiging voor Israëlische kolonisten

one year later

één jaar later

ongoing purchase procedure

aankoopprocedure lopende

onion

ui

onion soup

uien soep

onions

ajuinen

onions (short form)

uien

online

online

onlookers

toeschouwers

only

pas

only

enkel

only children

alleen kinderen

Only men of considerable vanity write books.

Enkel mensen van een aanzienlijke verwaandheid schrijven boeken.

only you

alleen jij

only; alone

alleen

only; some

enige

open

opendoet

open

open

open fire

haardvuur

Open your book please.

Open je boek alsjeblieft.

opened

opende

opening

opening

operating system

besturingssysteem

operation

uitbating

opinion

mening

opinion

opvatting

opportunities

mogelijkheden

opportunity

gelegenheid

opportunity; chance

kans

opposite

tegenovergestelde