Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - O

0 (2) 1 (14) 2 (9) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2042) B (732) C (1232) D (850) E (539) F (739) G (435) H (1121) I (1972) J (126) K (81) L (516) M (734) N (377) O (442) P (884) Q (35) R (527) S (1849) T (7123) U (159) V (128) W (1201) X (4) Y (377) Z (21)
English Dutch Recording Learn
OK OK
OK, I'll take it OK, ik neem het.
okay oké
old ouwe
old oud
old (inflected form) oude
old metal shackles oude metalen boeien
old-fashioned ouderwets
old-fashioned (inflected form) ouderwetse
older oudere
older ouder
oldest oudste
olie oil
omelette omelet
omission weglating
on op
on erop
on aan
on both sides aan beide kanten
on foot te voet
on holiday op vakantie
on it daarop
on it eraan
on it, stood splendid porcelain crockery, and a steaming roast goose, stuffed with apples and dried plums. daarop stond prachtig porseleinen vaatwerk, en heerlijk dampte de gebraden gans, die met appelen en gedroogde pruimen opgevuld was.
On May 4, runs the world the Wings for Life World Run for a cure for spinal cord injuries. Op 4 mei loopt de hele wereld de Wings for Life World Run voor een remedie tegen ruggenmergletsel.
On Monday my class starts at 8:00 am. Op maandag begint mijn les om 8:00 uur.
on our website op onze website
on price op prijs
On Saturday evening he goes to his favorite pub. Op zaterdagavond gaat hij naar zijn favoriete kroeg.
on Saturday night op de zaterdagavond
on Sunday op zondag
on that day op die dag
on the basis of a.d.h.v.
on the beach op het strand
on the brink of a recession op de rand van een recessie
on the ceiling op het plafond