Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - H

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1809) B (692) C (1166) D (812) E (500) F (654) G (402) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6704) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
held on hielden vast
held over bovenhield
hell hel
hello hallo
Hello, do you speak English? Hallo, spreek je Engels?
Hello, madam, do you know when the bus is coming? Dag, mevrouw, weet u soms wanneer de bus komt?
helmet helm
help help
help (2nd person singular) helpt
help (plural) helpen
help (noun) hulp
Help Mary take her coat off. Help Maria om haar jas uit te doen.
helped hielp
helped geholpen
helpful nuttig
helps (3rd person singular) helpt
Hema (shop) Hema
Hema has meanwhile more than 600 branches across the Netherlands, Belgium, France, Germany and Luxembourg. Hema heeft intussen al meer dan 600 vestigingen, verspreid over Nederland, België, Frankrijk, Duitsland en Luxemburg.
hence vandaar
Henk (boy’s name) Henk
heptathlon zevenkamp
her haar
her age haar leeftijd
her and him haar en hem
Her anger is completely justified. Haar boosheid is volkomen terecht.
Her argument was clear and powerful. Haar betoog was helder en krachtig.
Her assertion is incorrect. Haar bewering is onjuist.
her beak haar snavel
her body haar lichaam
her camera haar camera
her chair haar stoel
Her claim was incorrect. Haar bewering was onjuist.
Her clothing style is becoming more unusual. Haar kledingstijl wordt ongewoner.
Her colleague has retired. Haar ambtgenoot is met pensioen gegaan.
Her death stunned me. Haar dood heeft mij verbijsterd.
Her decisive actions saved lives. Haar doortastende optreden redde levens.