Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (2) 1 (14) 2 (9) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2042) B (732) C (1232) D (850) E (539) F (739) G (435) H (1121) I (1972) J (126) K (81) L (516) M (734) N (377) O (442) P (884) Q (35) R (527) S (1849) T (7123) U (159) V (128) W (1201) X (4) Y (377) Z (21)
English Dutch Recording Learn
a cap een petje
a cappuccino een cappuccino
a car een auto
a career een loopbaan
a carpet een tapijt
a carrot een wortel
a cart that rattles on the cobblestones een kar die ratelt op de keien
a cartoon een cartoon
a cat een kat
A cat always lands on its feet. Een kat komt altijd op z’n pootjes terecht.
a catch een vangst
a catch-up moment een inhaalmoment
a cemetery een begraafplaats
a Center for Adult Education een Centrum voor Volwassenenonderwijs
a certain zekere
a chainsaw een kettingzaag
a chair een stoel
a challenging position een uitdagende positie
a change een wijziging
a charging station een laadpaal
a cheater een bedrieger
a cheater in action een bedrieger in actie
a cheater without a conscience een bedrieger zonder geweten
a cheese een kaas
a chef een chef-kok
a chemistry een chemie
a chicken een kip
a child een kind
a chili pepper een chilipeper
A chirp was heard, and all the animals of the eggs came alive and stuck their heads out of the egg shells. Een gepiep deed zich horen, en al de dooren van de eieren waren levend geworden en staken de kopjes uit de schalen.
a chocolate een chocolade
a choice een keuze
a Christmas een kerst
a chubby woman een mollige vrouw
a city een stad
a claimant and a defendant een eiser en een verweerder