Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - T

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (641) B (994) C (161) D (3476) E (1067) F (166) G (791) H (1912) I (1056) J (240) K (669) L (403) M (633) N (353) O (699) P (471) Q (2) R (336) S (973) T (958) U (166) V (1130) W (911) Y (88) Z (767)
Dutch Recording English Sort descending Learn

’t

it (abbreviation)

’t Was gelukkig, dat de deur openstond en dat het tussen de takken in de vers gevallen sneeuw kon sluipen

It was happy that the door was open and that it could slip out among the bushes into the newly fallen snow.

’t Is beter, door hen gedood, dan door de eenden gebeten, door de kippen gepikt, door de meid, die aan de kippen eten geeft, geschopt te worden en in de winter gebrek te lijden!

It’s better to be killed by them, than being bitten by the ducks, pecked by the chickens, kicked by the maiden who feeds the chickens, or starved with hunger in the winter.

’t Is lood om oud ijzer.

It’s six of one and half-a-dozen of the other.

terecht

justified

terechte

justified

toets

key (on a keyboard)

trapte

kicked

taal

language

taalverwerving

language acquisition

Taalverwerving vereist creativiteit.

Language acquisition requires creativity.

taalbad

language immersion

taallessen

language lessons

talenschool

language school

taalvaardigheden

language skills

talenknobbel

language skills

taalgebruik

language use

talen

languages

te laat

late

toonaangevend

leading

toonaangevende

leading (long form)

treuzelaar

liar

taalkundige

linguistic

taalkundige term

linguistic term

taalkunde

linguistics

terugblikkend

looking back

tover

magic

toverketel

magic cauldron

toverdrank

magic potion

trouwt

marry

trekvogel

migratory bird

tweeënnegentig

ninety-two (92)

tegenwoordig

nowadays

tal

number

talrijk

numerous

talrijke

numerous (long form)