Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - N

1 (9) 2 (4) A (735) B (1149) C (203) D (4040) E (1522) F (204) G (933) H (2337) I (1357) J (289) K (779) L (467) M (731) N (412) O (823) P (530) Q (2) R (399) S (1120) T (1123) U (196) V (1303) W (1155) X (3) Y (88) Z (975)
Dutch Recording English Learn
Niemand kan deze vraag beantwoorden.
Nobody can answer this question.
Niemand kan voorzien wat er gaat gebeuren.
Nobody can foresee what’ll happen.
Niemand komt erachter.
Nobody will know.
Niemand leeft eeuwig.
Nobody lives forever.
Niemand neemt me serieus.
No one takes me seriously.
Niemand raakte gewond.
Nobody was injured.
Niemand vertrouwt die schijnheilige.
Nobody trusts that hypocrite.
Niemand was bij de bijeenkomst aanwezig.
No one was present at the meeting.
Niemand weet hoe lang hij zal leven.
No one knows how long they’ll live.
Niemand weet hoe Tom daar terecht is gekomen.
No one knows how Tom got there.
Niemand weet wie er verantwoordelijk is.
No one knows who’s responsible.
Niemand zit vooraan.
No one sits in the front.
niemendal
nothing
nier
kidney
nieren
kidneys
niesde
sneezed
niet
not
niet daar
not there
niet één persoon
not a single person
niet heus
not really
Niet iedere onjuiste bewering is een leugen.
Not every untrue statement is a lie.
Niet iedereen die hier woont, is rijk.
Not everyone who lives here is rich.
Niet iedereen groeit op in een bevoorrechte positie.
Not everyone grows up in a privileged position.
Niet iedereen houdt van sneeuw.
Not everyone likes snow.
niet ingeschakeld
not turned on
niet lezen
don’t read
Niet lummelen.
Don’t slouch.
niet meer
not any more
niet meer die van een logge, grauwe, lelijke vogel
no longer that of a cumbersome, grey, ugly bird
niet meer uitstellen
no more delay
niet op voorraad
out of stock
Niet roken tijdens de voorstelling.
No smoking during the performance.
Niet veel langer.
Not much longer.
Niet vloeken!
Don’t swear!
niet waar
false
niet-metalen
nonmetals