Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - N

1 (9) 2 (4) A (735) B (1149) C (203) D (4040) E (1522) F (204) G (933) H (2337) I (1357) J (289) K (779) L (467) M (731) N (412) O (823) P (530) Q (2) R (399) S (1120) T (1123) U (196) V (1303) W (1155) X (3) Y (88) Z (975)
Dutch Recording English Learn
nepopsluiting
fake incarceration
nergens
nowhere
nerveus
nervous
nest
nest
net
network
net
just
net
net
net als
just like
Net als iedereen in Nederland.
Just like everyone in the Netherlands.
Net gerealiseerd?
Did you just realize that?
Net geschilderd.
Just painted.
Net getrouwd.
Just married.
netbeheerder
network operator
Netflix
Netflix
netwerk
network
neuriënd
humming
neus
nose
neushoorn
rhinoceros
neuzen
tips (end part of something)
nevelige
foggy
neven
cousins
New York
New York
nicht
cousin (female)
nichtje
niece
niemand
nobody
Niemand anders kwam opdagen.
Nobody else showed up.
Niemand begreep mij.
Nobody understood me.
Niemand bewoog.
Nobody moved.
Niemand draagt ​​nog sieraden.
No one wears jewellery anymore.
Niemand gaat dit geloven.
Nobody’s going to believe this.
Niemand had er de hele dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.
No one had bought any from her the whole day, nor had anyone given her even a penny.
Niemand had er den heelen dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.
No one had bought one from her all day, no one had even given her alms.
Niemand had er enig vermoeden van, wat al schoons zij gezien had, in welk een glans zij met haar grootmoeder het nieuwe jaar ingetreden was.
No one could imagine the beautiful things she had seen, nor into what glory she had entered with her grandmother, on New Year’s Day.
Niemand heeft hem gebeld.
No one has phoned him.
Niemand heeft me ooit zoiets geleerd.
No one ever taught me something like that.
Niemand kan alles hebben.
No one can have it all.