Dutch-English Dictionary - M

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1128) C (201) D (3953) E (1475) F (203) G (923) H (2247) I (1323) J (285) K (771) L (466) M (719) N (392) O (809) P (525) Q (2) R (393) S (1105) T (1089) U (194) V (1264) W (1134) X (3) Y (88) Z (929)

Dutch	English	Learn
moesten	had to (plural)	Learn
moestuin	allotment	Learn
moet	must (singular)	Learn
Moet dat een vraag voorstellen?	Is that supposed to be a question?	Learn
Moet dit een cadeau voorstellen?	Is this supposed to be a gift?	Learn
Moet dit een grap voorstellen?	Is this some kind of joke?	Learn
Moet je de politie niet bellen?	Shouldn’t you call the police?	Learn
Moet je voorrang verlenen aan de achteruitrijdende rode auto?	Do you have to give way to the reversing red car?	Learn
Moet Tom niet eerst gaan?	Shouldn’t Tom go first?	Learn
moeten	must (infinitive)	Learn
moeten	must (plural)	Learn
mogelijk	possible	Learn
mogelijk naderende vergeldingsaanval	possible impending retaliatory attack	Learn
mogelijke	possible (long form)	Learn
mogelijkheden	opportunities	Learn
mogelijkheid	possibility	Learn
mogen	to be allowed to	Learn
Mogen we de rekening alstublieft?	Can we have the bill please?	Learn
Mogen we de wijnkaart zien?	Can we see the wine list?	Learn
Mogen we het menu zien?	Can we see the menu?	Learn
Mogen we hier zitten?	Can we sit here?	Learn
mol	mole	Learn
mollig	plump	Learn
mollig	chubby	Learn
mollige	chubby (inflected form)	Learn
moment	moment	Learn
momenteel	currently	Learn
Momenteel kijken wij uit naar een enthousiaste, gedreven projectmanager om onze afdeling Content & Online Solutions in Mechelen te versterken	We are currently looking for an enthusiastic, driven project manager to strengthen our Content & Online Solutions department in Mechelen	Learn
mond	mouth	Learn
mondeling	oral	Learn
monden	mouths	Learn
mondhoek	corner of the mouth	Learn
mondig	articulate	Learn
monding	mouth (of a river)	Learn
monster	monster	Learn
monsterscores	monster scores	Learn