Dutch-English Dictionary - J

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1126) C (201) D (3950) E (1470) F (203) G (922) H (2237) I (1322) J (284) K (770) L (465) M (718) N (389) O (807) P (524) Q (2) R (393) S (1101) T (1085) U (194) V (1259) W (1135) X (3) Y (88) Z (928)

Dutch	English	Learn
Je zou moeten blijven.	You should stay.	Learn
Je zult er op tijd aankomen, zolang je tenminste de trein niet mist.	You’ll get there in time, so long as you don’t miss the train.	Learn
Je zult jezelf alleen maar voor schut zetten.	You’ll only embarrass yourself.	Learn
Je zult toch wel niet wijzer willen zijn dan de kater en de vrouw.	Surely you don’t want to be wiser than the tomcat and the woman.	Learn
Jeruzalem	Jerusalem	Learn
Jesaja	Isaiah (boy's name)	Learn
jeugd	youth	Learn
jeugdherberg	youth hostel	Learn
jezelf	yourself	Learn
Jezus	Jesus	Learn
Jezus drijft de duivel uit bij een bezetene.	Jesus casts out the devil from a possessed person.	Learn
Jezus en zijn metgezellen	Jesus and his companions	Learn
Jezus wordt vermeld in de Koran.	Jesus is mentioned in the Koran.	Learn
jihadisten	jihadists	Learn
jij	you (singular, emphatic)	Learn
jij bent	you are	Learn
jij bent al verontschuldigd	you are already excused	Learn
Jij bent beroemd.	You are famous.	Learn
Jij bent de grootste.	You’re the biggest.	Learn
Jij bent immers mijn vriend.	After all, you are my friend.	Learn
Jij bent ouder dan Tom.	You’re older than Tom.	Learn
Jij bent Toms vriend, toch?	You’re Tom’s friend, right?	Learn
jij drinkt water	you drink water	Learn
jij en ik	you and me	Learn
Jij ging gisteren voetballen.	You played football yesterday.	Learn
jij hebt	you have (singular emphatic)	Learn
jij liep	you ran	Learn
jij moest	you had to	Learn
jij moet	you have to	Learn
jij ook?	and you?	Learn
jij studeert	you study	Learn
Jij verrader!	You traitor!	Learn
jij was	you were	Learn
Jij weet meer over Tom dan wie dan ook.	You know more about Tom than anyone else does.	Learn
jij zal	you will	Learn
Jinping	Jinping (surname)	Learn