Ik gebruik geen drugs.
Ik geef niet om mijn toekomst.
Ik geef niets om winst.
Ik huil niet snel.
Ik drink geen alcohol.
Ik eet geen vlees en vis.
Ik eet geen varkensvlees.
Ik snap het niet.
Ik heb geen flauw benul.
Ik heb geen geld.
Ik heb niet genoeg geld om de laatste smartphone te kopen.
Ik ben niet van plan eender welke vraag te beantwoorden.
Ik weet niet hoe ik je moet aanspreken.
Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen.
Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.
Ik weet niet of dit genoeg zal zijn.
Ik weet niet of Tom vlees eet of niet.
Ik weet het niet of je van haar houdt of niet.
Ik weet het niet.
Ik hou niet van vis.
Ik vind de winkel niet leuk.
Ik woon niet graag in de stad.
Ik heb het nog niet nodig.
Ik heb eigenlijk geen pistool.
Ik heb nergens spijt van.
Ik zie niks bijzonder.
Ik spreek niet zo goed Nederlands.
Ik denk niet dat iemand dit boek een tweede keer zou willen lezen.
ik denk niet dat het toeval was
Ik denk het niet.
Ik denk niet dat dat een verstandige beslissing was.
Ik denk niet dat het een goede investering is.
Ik denk dat Tom geen flauw benul heeft van waar Mary nu is.
Ik denk niet dat Tom ooit iets zoals dat zou zeggen.
Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.
Ik begrijp deze nieuwe regels niet.