Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1127) C (201) D (3950) E (1472) F (203) G (922) H (2237) I (1322) J (284) K (770) L (466) M (718) N (390) O (807) P (524) Q (2) R (393) S (1102) T (1086) U (194) V (1259) W (1135) X (3) Y (88) Z (928)
Dutch Recording English Learn
De software is afgestemd op de behoeften van de gebruiker.
The software is tailored to the user's needs.
De software is bijgewerkt.
The software has been updated.
de sok
the sock
de sokken
the socks
de soldaat
the soldier
De soldaten verdeelden de buit.
The soldiers divided the plunder.
de sollicitatie
the job application
de soorten
the types
de Spaanse hoofdstad Madrid
the Spanish capital Madrid
De Spaanse politie trachtte te verhinderen dat het volk in Catalonië kon stemmen.
The Spanish police tried to stop people from voting in Catalonia.
de Spaanse stad Barcelona
the Spanish city of Barcelona
de spanning
the pressure
de specerijen
the spices
de specht
the woodpecker
de specialiteit
the specialty
de speer
the spear
de speld
the pin
de speler
the player
de spelers
the players
de speurders
the detectives
de speurtocht
the scavenger hunt
de spijkerbroek
the jeans
de spijt
the regret
de spin
the spider
de spinazie
the spinach
de spits
the striker
de spons
the sponge
de spoorweg
the railway
de spoorwegen
the railways
de sporen
the tracks
de sporen
the spurs
de sport
the sport
de sporter
the athlete
De sporter houdt vast aan zijn eerste verklaring, dat hij Steenkamp verkeerdelijk aanzag voor een inbreker.
The athlete sticks to his first statement, that he mistakenly mistook Steenkamp for a burglar.
de sporthal
the sports hall
de sportschool
the gym