Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1127) C (201) D (3950) E (1472) F (203) G (922) H (2237) I (1322) J (284) K (770) L (466) M (718) N (390) O (807) P (524) Q (2) R (393) S (1102) T (1086) U (194) V (1259) W (1136) X (3) Y (88) Z (929)
Dutch Recording English Learn
de roeping
the calling
de rog
the ray
de roggen
the rays (fish)
de rok
the skirt
de rol
the role
de roltrap
the escalator
de rommel
the junk
de rompslomp
the hassle
de rook
the smoke
de room
the cream
de rots
the rock
de rouw
the mourning
de rozen
the roses
de rug
the back
de ruggengraat
the spine
de rugzak
the backpack
de ruiten
the windows
de ruitenwissers
the windscreen wipers
De ruk aan de ketting was onverwacht.
The jerk on the chain was unexpected.
de rukwinden
the gusts of wind
De rukwinden maakten het moeilijk om te fietsen.
The gusts of wind made cycling hard.
de rupsen
the caterpillars
De rupsen eten graag groene bladeren.
Caterpillars enjoy eating green leaves.
de rust
the rest (peace)
de salade
the salad
de salarissen
the salaries
de samenhang
the coherence
de samenleving
the society
de samenstelling van de brooddozen
the composition of the lunch boxes
De samenstelling van de nieuwe Europese Commissie loopt niet van een leien dakje.
The composition of the new European Commission is not going smoothly.
de saxofoon
the saxophone
de scanner
the scanner
de scenario's
the scenarios
de scène
the scene
de schaal
the bowl
de schaar
the scissors