English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1827) B (700) C (1177) D (817) E (502) F (661) G (406) H (1006) I (1708) J (119) K (77) L (480) M (672) N (341) O (379) P (850) Q (32) R (513) S (1697) T (6754) U (155) V (123) W (1099) X (4) Y (338) Z (14)

English	Dutch	Learn
Why is everyone so excited?	Waarom is iedereen zo opgewonden?	Learn
Why is the man eating like a pig?	Waarom eet de man als een varken?	Learn
Why is this banana red?	Waarom is deze bananen rood?	Learn
Why isn’t Tom tired?	Waarom is Tom niet moe?	Learn
Why now?	Waarom nu?	Learn
Why so cumbersome?	Waarom zo omslachtig?	Learn
Why was this a secret?	Waarom was dit een geheim?	Learn
Why were you eating by yourself?	Waarom heb je alleen gegeten?	Learn
Why were you late for class?	Waarom was je te laat in de les?	Learn
Why would we want to punish you?	Waarom zouden we je willen straffen?	Learn
Why you?	Waarom jij?	Learn
Why’s everyone whispering?	Waarom is iedereen aan het fluisteren?	Learn
wide	breed	Learn
wide	wijd	Learn
wide	wijde	Learn
widened	verbreed	Learn
wife	vrouw	Learn
wife	echtgenote	Learn
Wikipedia	Wikipedia	Learn
wild	woeste	Learn
wild	wilde	Learn
wild boar	everzwijnen	Learn
wildebeest	wildebeest	Learn
will	wille	Learn
will (what someone wants to happen)	zin	Learn
will (plural)	zullen	Learn
will (singular)	zal	Learn
will	zult	Learn
will (formal form or in questions)	zul	Learn
Will Algeria become a leading exporter?	Zal Algerije een toonaangevende exporteur worden?	Learn
will arrive	zal aankomen	Learn
will be (1st person plural)	zal zijn	Learn
will come	zal komen	Learn
Will history judge us favorably?	Zal de geschiedenis gunstig over ons oordelen?	Learn
will leave	zal vertrekken	Learn
Will you be at the meeting this afternoon?	Kom je naar de bijeenkomst vanmiddag?	Learn