Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1809) B (692) C (1166) D (812) E (500) F (654) G (402) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (478) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
What do you do? Wat doe je?
What do you have in mind? Wat heb je in gedachten?
What do you have there? (you plural) Wat hebben jullie daar?
What do you like? Wat vind je leuk?
What do you mean? Hoe bedoel je?
What do you prefer? Wat heeft je voorkeur?
What do you think of my chances? Hoe schat je mijn kansen in?
What do you think of this shirt? Wat vind je van dit shirt?
What do you want to do on Monday? Wat wil je doen op maandag?
What do you want to do while you’re here? Wat wil je doen zolang je hier bent?
What do you want to do? Wat wil je doen?
What do you want to eat? Wat wil je eten?
What does John do here? (dialogue) Wat doet Jan hier?
What does John do here? Wat doet Jan hier?
What does John do in the furniture factory? Wat doet Jan in de meubelfabriek?
What does John do in the furniture factory? (dialogue) Wat doet Jan in de meubelfabriek?
What does that word mean? Wat betekent dat woord?
What does this machine do? Wat doet deze machine?
What don’t I understand? Wat versta ik niet?
What else does Tom want? Wat wil Tom nog meer?
What equipment do you mainly use? Welke apparatuur gebruikt u voornamelijk?
What exactly did you tell Tom? Wat zei je precies tegen Tom?
What exactly do you mean? Wat bedoel je precies?
What for? Waarvoor?
What happened? Wat is er gebeurd?
What has Tom done? Wat heeft Tom gedaan?
What have you done today? Wat heb je vandaag gedaan?
What if someone sees us? Wat als iemand ons ziet?
What if your parents find out? Wat als je ouders erachter komen?
What is an important characteristic of yourself? Wat is een belangrijke eigenschap van jezelf?
What is his job? Wat is zijn werk?
What is it? Wat is het?
What is life without the radiance of love? Wat is het leven zonder de glans van de liefde?
What is she doing? Wat doet ze?
What is that building? Wat is dat gebouw?
What is the date? Wat is de datum?