Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1342) B (611) C (984) D (676) E (433) F (563) G (334) H (810) I (1369) J (102) K (66) L (422) M (581) N (314) O (329) P (723) Q (29) R (433) S (1470) T (5889) U (122) V (114) W (852) Y (302) Z (13)
English Dutch Recording Learn
the journey

de reis

the joy

de vreugde

the joy

de blijdschap

the joy of the Holy Spirit

de blijdschap van de Heilige Geest

The judge finds the suspect guilty.

De rechter vonnist de verdachte schuldig.

The judge will make a ruling concerning the case.

De rechter zal een uitspraak doen inzake de zaak.

the judgement

het vonnis

the judges

de rechters

The judge’s decision is final.

Het oordeel van de rechter is definitief.

the juice

het sap

the jungle

de jungle

the junk

de rommel

The jury will judge fairly.

De jury zal eerlijk vonnissen.

the kalashnikov

de kalasjnikov

the key

de sleutel

The keys are on my desk.

De sleutels liggen op mijn bureau.

the kidnapping

de ontvoering

The kidnapping of the famous singer shocked the country.

De ontvoering van de beroemde zanger schokte het land.

the kidney

de nier

The kids grew so much.

De kinderen groeiden zo veel.

The kids that got lost were found.

De verdwaalde kinderen zijn gevonden.

the kilometer

de kilometer

the king

de koning

The king inspires awe.

De koning boezemt ontzag in.

the king is shrewd

de koning is scherpzinnig

The king ordered that the prisoner should be set free.

De koning gaf het bevel dat de gevangene vrijgelaten moest worden.

The king sent his envoys abroad.

De koning stuurde zijn gezanten naar het buitenland.

The king was furious and sent him to the torture chamber.

De koning was woedend en stuurde hem naar de folterkamer.

the kitchen

de keuken

the kitchen clock

de keukenklok

the kitchen garden

de moestuin

the kitchen worktop

het aanrecht

the kitten

het katje

the knee

de knie

the knife

het mes

the knuckles

de knokkels