English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1342) B (611) C (984) D (676) E (433) F (563) G (334) H (810) I (1369) J (102) K (66) L (422) M (581) N (314) O (329) P (723) Q (29) R (433) S (1470) T (5889) U (122) V (114) W (852) Y (302) Z (13)

English	Dutch	Learn
the laundry basket	de wasmand	Learn
the law	de wet	Learn
the laws	de wetten	Learn
The laws are there, but they are not observed.	De wetten zijn er, maar ze worden niet nageleefd.	Learn
The laws respect our fundamental rights.	De wetten eerbiedigen onze fundamentele rechten.	Learn
the lawyer	de advocaat	Learn
The lawyer made a powerful plea for his client’s innocence.	De advocaat hield een krachtig pleidooi voor de onschuld van zijn cliënt.	Learn
The lawyer was expecting Ben.	De advocaat verwachtte Ben.	Learn
The lawyer will make a statement concerning the testimony.	De advocaat zal een verklaring afleggen inzake de getuigenis.	Learn
the layout; the mock-up	de opmaak	Learn
the lead	het voortouw	Learn
the lead	de voorsprong	Learn
the leader	de leider	Learn
the leaders	de koplopers	Learn
the leadership	het leiderschap	Learn
the leaf	het blad	Learn
the leave	het verlof	Learn
the leaves	de bladeren	Learn
the leaves in the forest turned to yellow and brown	de bladeren in het bos werden geel en bruin	Learn
the lecture	het college	Learn
the lecture hall	de collegezaal	Learn
the leek	de prei	Learn
the leg	het been	Learn
the leg (of a competition)	de heenwedstrijd	Learn
the legal regulations	de wettelijke regelgevingen	Learn
the legs	de benen	Learn
the legs	de poten	Learn
the legs of the horse	de benen van het paard	Learn
the legs of the table	de poten van de tafel	Learn
the lemon	de citroen	Learn
the lemon tart	de citroentaart	Learn
the lemonade	de limonade	Learn
the lentils	de linzen	Learn
the lesson	de les	Learn
the letter	de brief	Learn
the letters	de brieven	Learn