Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - M

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1811) B (693) C (1165) D (812) E (500) F (654) G (400) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
My parents want to divorce. Mijn ouders willen scheiden.
My phone is on the table. Mijn telefoon staat op tafel.
My phone is waterproof. Mijn telefoon is waterdicht.
My physics teacher doesn’t care if I skip classes. Het maakt mijn natuurkundeleraar niet uit als ik de lessen verzuim.
My place or yours? Bij mij thuis of bij jou?
My position is that we need to cooperate. Mijn stelling is dat we moeten samenwerken.
My region has a rich history. Mijn gewest heeft een rijke geschiedenis.
My shoes are worn out. Mijn schoenen zijn versleten.
My shoes squeak. Mijn schoenen piepen.
my sincere condolences mijn oprechte medeleven
My sister has been appointed guardian of my children. Mijn zus is benoemd tot voogd van mijn kinderen.
My sister is playing with a doll. Mijn zus speelt met een pop.
my son mijn zoon
My speech was short and powerful. Mijn betoog was kort en krachtig.
My uncle is rich. Mijn oom is rijk.
my vocabulary is limited mijn vocabulaire is beperkt
My wallet is gone. Mijn portemonnee is foetsie.
my wife mijn vrouw
My wife and children depend on me. Mijn vrouw en kinderen zijn afhankelijk van mij.
My work is going well. Mijn werk gaat goed.
myopia bijziendheid
myself mezelf
mysterious geheimzinnige
mythical mythisch