Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - M

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1809) B (692) C (1166) D (812) E (500) F (654) G (402) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6704) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
mush moes
mushroom champignon
mushroom paddenstoel
mushrooms paddenstoelen
mushrooms champignons
music muziek
musical instrument muziekinstrument
musical instruments muziekinstrumenten
musician muzikant
Muslim moslim
Muslim terror moslimterreur
Muslim terror is the worst scourge since Hitler. Moslimterreur is ergste gesel sinds Hitler.
Muslims moslims
Muslims worship God. Moslims aanbidden God.
mussel mossel
must (singular) moet
must (infinitive) moeten
must (plural) moeten
mustard mosterd
mustard seed mosterdzaad
muttering geroezemoes
mutual wederzijds
mutual onderlinge
mutual gemeenschappelijke
mutual dialogue onderlinge samenspraak
my (short form) m’n
my mijn
My annoyance doesn’t easily disappear. Mijn ergernis verdwijnt niet gemakkelijk.
My appointment as a team leader is an honor. Mijn aanstelling tot teamleider is een eer.
my ardent desire mijn vurige verlangen
My attitude has changed. Mijn houding is veranderd.
my baby mijn baby
My best friend dances really well. Mijn beste vriendin danst goed.
My biggest distraction is social media. Mijn grootste afleiding is sociale media.
My book is in the room. Mijn boek ligt in de kamer.
My boss says that you sing very well. Mijn baas zegt dat jij heel goed zingt.