Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - M

0 (2) 1 (13) 2 (8) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2065) B (741) C (1243) D (855) E (541) F (748) G (444) H (1132) I (1988) J (126) K (82) L (523) M (742) N (382) O (449) P (895) Q (36) R (537) S (1872) T (7171) U (161) V (129) W (1211) X (4) Y (379) Z (21)
English Dutch Recording Learn
My jet needed refueling. Mijn straaljager moest bijgetankt worden.
My legs are still shaking. Mijn benen trillen nog.
My life would be completely empty without you. Zonder jou was mijn leven helemaal leeg geweest.
my little brother is five years old mijn kleine broertje is vijf jaar oud
My love for her keeps growing. Mijn liefde voor haar wordt almaar groter.
My mistake! Mijn fout!
My mom will kill me if she finds out. Mijn moeder maakt me af als ze erachter komt.
My mother feels fine. Mijn moeder voelt zich goed.
My mother is a nurse. Mijn moeder is verpleegster.
My mother is in the kitchen. Mijn moeder staat in de keuken.
My mother tried to reconcile the couple. Mijn moeder probeerde het paar te verzoenen.
My mum came back from the shop. Mijn moeder kwam terug van de winkel.
My name has been drawn for the prize. Mijn naam is getrokken voor de prijs.
My name is John. Ik heet Jan.
My name is Mary. Mijn naam is Maria.
My name is Peter. Mijn naam is Petrus.
My neck hurts. Mijn nek doet pijn.
My neighbour is crazy. Mijn buurman is gek.
My old shoes are completely worn out. Mijn oude schoenen zijn helemaal versleten.
My oldest daughter’s name is Mary. De naam van mijn oudste dochter is Mary.
My oldest son’s name is Tom. De naam van mijn oudste zoon is Tom.
My orders are to go with you. Ik heb het bevel om samen met jou te gaan.
My parents advised me not to drive too fast. Mijn ouders hebben me afgeraden om te snel te rijden.
My parents want to divorce. Mijn ouders willen scheiden.
My phone is on the table. Mijn telefoon staat op tafel.
My phone is waterproof. Mijn telefoon is waterdicht.
My physics teacher doesn’t care if I skip classes. Het maakt mijn natuurkundeleraar niet uit als ik de lessen verzuim.
My place or yours? Bij mij thuis of bij jou?
My position is that we need to cooperate. Mijn stelling is dat we moeten samenwerken.
My region has a rich history. Mijn gewest heeft een rijke geschiedenis.
My shoes are worn out. Mijn schoenen zijn versleten.
My shoes squeak. Mijn schoenen piepen.
my sincere condolences mijn oprechte medeleven
my sister mijn zus
My sister feels fine. Mijn zusje voelt zich prima.
My sister has been appointed guardian of my children. Mijn zus is benoemd tot voogd van mijn kinderen.