wij studeren
wij schonken daar toen niet de juiste aandacht aan
Wij moeten slapen.
wij liepen
wij keken
Wij hebben spoedoverleg gepland.
wij hebben overal gezocht
Wij hebben een antwoord nodig.
wij hebben
wij halen je hutkoffer
wij hadden ook een huis-elf hadden, om de was te strijken
wij gingen
Wij gaan ook wenen.
Wij bouwen huizen.
wij betreuren
Wij begrijpen waarom.
wij
wig
wierp
wiens
wielas
Wie zou je dan kunnen begrijpen?
Wie zou je aanbevelen?
Wie zou er het meest van profiteren?
Wie zit erachter?
Wie zich tijdens de les misdraagt, kan opkrassen en hoeft niet meer terug te komen.
Wie werkt in de meubelfabriek? (dialoog)
Wie werkt in de meubelfabriek?
Wie werkt hier? (dialoog)
Wie werkt hier?
Wie weet.
Wie weet welke nieuwe ontdekkingen deze observatieposten zullen onthullen?
Wie was de contactpersoon die u werd toegewezen?
Wie vandaag zijn kop in het zand steekt, knarst morgen met zijn tanden.
wie ook
Wie moeten we geloven?