Dutch-English Dictionary - W

0 (2) 1 (14) 2 (4) A (752) B (1156) C (205) D (4109) E (1579) F (205) G (955) H (2422) I (1452) J (300) K (789) L (467) M (754) N (422) O (828) P (532) Q (2) R (401) S (1124) T (1133) U (199) V (1322) W (1202) X (3) Y (88) Z (1011)

Dutch	English	Learn
wreed	cruel	Learn
wreedheden	atrocities	Learn
wreedheid	cruelty	Learn
wreef	rubbed	Learn
wriemelen	to wriggle	Learn
wrok	grudge	Learn
wurgen	to strangle	Learn
wurm	worm	Learn
«Wat is dat voor een dwaze inval!» zei deze.	“What an absurd idea,” said this one.	Learn
“Wat ben jij er voor één?” vroegen zij, en het eendje wendde zich naar alle kanten en groette zo goed het kon.	“What kind are you?” they asked, and the duckling turned in all directions and greeted them the best way he could.	Learn
“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”	“What a terribly big duckling that is,” she thought; “None of the others looks like this.”	Learn
“Wat is de wereld toch groot!” zeiden al de jongen; want nu hadden zij heel wat meer plaats dan in het ei.	“The world is so big!” all the young ones said; because now they had much more space than in the egg.	Learn
“Wel zo, hoe gaat het?” vroeg een oude eend, die haar eens een bezoek kwam brengen.	“Well there, how are you?” an old duck asked, who came to visit her.	Learn
“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.	“Can you stop doing that?” said the mother.	Learn