voor haar
voor half acht
voor hem
Voor het geval dat.
Voor het honkbalspel zijn een handschoen, een knuppel en een bal nodig.
Voor hoeveel?
voor mij
Voor mijn aankopen heb ik contant betaald.
Voor morgenavond.
Voor ontvangen oproepen daalt de prijs van 7 naar 5 cent.
voor te bereiden
voor te stellen
Voor vanavond.
Voor wie ben je bang?
Voor zijn nieuwe woning deed Rembrandt een aanbetaling van een vierde van de totale prijs.
vooraan
vooraanstaand
vooraf
voorafbetalingen
voorafgaand
voorafgaande
voorafgaande voorwaarden
voorafgegaan
voorafje
vooral
vooraleer
Vooraleer te sterven wil ik Angkor Wat bezoeken.
vooralsnog
vooras
voorbarig
voorbarige
voorbeeld
voorbeelden
voorbeelden geven
voorbeelden van onaanvaardbaar handelen
voorbehoedsmiddel