Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - T

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1126) C (201) D (3950) E (1470) F (203) G (922) H (2237) I (1322) J (284) K (770) L (465) M (718) N (389) O (807) P (524) Q (2) R (393) S (1101) T (1085) U (194) V (1259) W (1135) X (3) Y (88) Z (928)
Dutch Recording English Learn
te roeren
to stir (long form)
te rooskleuring
too rosy
te schaken
to play chess (long form)
te schenken
to donate (long form)
te schonen
to clean (long form)
te schrijven
to write (long form)
te sluiten
to close (long form)
te smeden
to forge (long form)
te spelen
to play (long form)
te spinnen
to purr (long form)
te staan
to stand (long form)
te steken
to stab (long form)
te stellen
to pose (long form)
te stoppen
to stop (long form)
te strekken
to stretch (long form)
te strijken
to iron (long form)
te tellen
to count (long form)
te tillen
to lift (long form)
te treffen
to hit (long form)
te trillen
to vibrate (long form)
te trouwen
to marry (long form)
te uiten
to express (long form)
te vechten
to fight (long form)
te vegen
to wipe (long form)
te veranderen
to change (long form)
te verbeteren
to improve (long form)
te verdrinken
to drown (long form)
te verduidelijken
to clarify (long form)
te vereenvoudigen
to simplify (long form)
te vereffenen
to settle (long form)
te vergroten
to increase (long form)
te verhinderen
to obstruct (long form)
te verkopen
to sell (long form)
te verlagen
to lower (long form)
te verleiden
to seduce (long form)
te verlengen
to extend (long form)