Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - I

0 (2) 1 (15) 2 (5) A (755) B (1156) C (208) D (4138) E (1625) F (205) G (958) H (2440) I (1481) J (306) K (791) L (468) M (768) N (423) O (840) P (533) Q (2) R (401) S (1121) T (1135) U (199) V (1329) W (1229) X (3) Y (88) Z (1021)
Dutch Recording English Learn
Is het erg?
Is it bad?
Is het eten halal?
Is the food halal?
Is het geen schoonheid?
Isn’t it a beauty?
Is het glas halfvol of halfleeg?
Is the glass half full or half empty?
Is het ontbijt inbegrepen?
Is breakfast included?
Is het shirt al droog?
Is the shirt dry yet?
Is het toegankelijk?
Is it accessible?
Is hij aanspreekbaar nu?
Is he approachable now?
Is hij dronken?
Is he drunk?
Is hij Duits?
Is he German?
Is hij een leerkracht?
Is he a teacher?
Is hij goed?
Is he good?
Is hij hier?
Is he here?
Is hij nog op vakantie?
Is he still on holiday?
Is je vader dokter?
Is your father a doctor?
is niet
isn’t
is niet geweest
hasn’t been
is noodzakelijk
is necessary
is nooit
isn’t ever
Is Tom bij bewustzijn?
Is Tom conscious?
Is Tom vriendelijk?
Is Tom friendly?
Is ze nog op vakantie?
Is she still on holiday?
Is ze thuis?
Is she home?
Islamitische
Islamic
Islamitische Staat
Islamic State (ISIS)
Israël
Israel
Israëlische
Israeli
Istanboel
Istanbul
IT
IT (Information Technology)
IT ontwikkelingen
IT developments
Italiaan
Italian
Italiaans
Italian (language)
Italiaanse
Italian
Italië
Italy
«Ik denk, dat ik de wijde wereld maar in zal gaan!» zei het eendje.
“I believe I shall go out into the wide world!” said the duckling.
‘Ik ga nergens heen!’ zei Harry fel.
“I’m not going anywhere!” said Harry fiercely.