Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - I

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1128) C (201) D (3952) E (1474) F (203) G (923) H (2243) I (1323) J (285) K (770) L (466) M (719) N (391) O (809) P (524) Q (2) R (393) S (1105) T (1089) U (194) V (1264) W (1135) X (3) Y (88) Z (929)
Dutch Recording English Sort descending Learn
Ik kwam als laatste aan.
I arrived last.
Ik vroeg mijn geld terug.
I asked for my money back.
ik vroeg haar
I asked her
Ik at wat kaas.
I ate some cheese.
Ik werd regisseur.
I became a director.
Ik ben tien jaar geleden lid van de club geworden.
I became a member of the club ten years ago.
Ik geloof in deze leermethode.
I believe in this method of teaching.
ik wed
I bet
ik wed dat hij op dit moment zit op te scheppen
I bet he’s bragging right now
Ik wed dat je Frans kent.
I bet you know French.
Ik kocht een computer.
I bought a computer.
Ik heb een nieuwe mobiele telefoon gekocht.
I bought a new mobile phone.
Ik kocht dit boek drie dagen geleden.
I bought this book three days ago.
Ik heb een hot dog voor Tom gekocht.
I bought Tom a hot dog.
ik breng
I bring
ik poets
I brush
Ik belde hem.
I called him.
Ik kan met je mee.
I can come with you.
Ik kan dit alleen.
I can do this alone.
Ik kan je helpen.
I can help you.
Ik kan alleen maar afgaan op hetgeen dat mij werd verteld.
I can only go by that which was relayed to me.
Ik kan een goed hotel aanbevelen.
I can recommend a good hotel.
Ik kan een goede advocaat aanbevelen.
I can recommend a good lawyer.
Ik kan je dit boek aanbevelen.
I can recommend this book to you.
Ik kan dit restaurant aanbevelen.
I can recommend this restaurant.
Ik kan bloemen ruiken.
I can smell flowers.
Ik kan dat probleem in een handomdraai verhelpen.
I can solve that problem in an instant.
Ik kan Thais spreken.
I can speak Thai.
Ik kan schakelen.
I can switch.
Ik kan een kikker niet van een pad onderscheiden.
I cannot distinguish a frog from a toad.
Ik kan het me niet voorstellen.
I cannot imagine it.
Ik kan het niet met je eens zijn.
I can’t agree with you.
Ik kan niet geloven dat je zulke kletskoek serieus neemt.
I can’t believe you take such nonsense seriously.
Ik kan niet met je mee.
I can’t come with you.
Ik kan hetgeen je deed niet goedkeuren.
I can’t condone what you did.
Ik kan geen wijn meer drinken.
I can’t drink wine anymore.