Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - I

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)
Dutch Sort ascending Recording English Learn

In de lente groeien en bloeien de paardenbloemen welig.

In the spring the dandelions grow and bloom profusely.

in de lente

in the spring

in de koudere periode gaan we de terrassen wat inperken

in the colder period we will limit the terraces a bit

In de hoofdstad Peking kreunt de bevolking zo goed als dagelijks onder te hoge concentraties fijn stof.

In the capital Beijing the people groan almost daily under high concentrations of fine dust.

in de herfst

in the autumn

in de eerste maand

in the first month

In de bijkeuken staat de wasmachine.

The washing machine is in the utility room.

in de ban van

under the spell of

in bedwang

under control

in bad gaan

to go for a bath

In augustus 2013 waren er nog twee verenigingen in de running voor de uitbating van het centrum.

In August 2013, two associations were still in the running for the operation of the centre.

in aanwezigheid van de overige leerlingen en leraren

in the presence of the other pupils and teachers

in aanraking

in touch

in aanmerking

eligible

in

in

importheffingen

import duties

importeren

import (plural)

import

import

implementatie

implementation

implantaat

implant

impact

impact

immigreren

to immigrate

immigranten

immigrants

immers

after all

immens

enormous

illegaal

illegally

Ik zou willen weten wat je van plan bent.

I’d like to know what you plan to do.

ik zou wel willen, dat je dat eens wat anders kon maken

I wish you could make it into something else

Ik zou wel willen Picasso zijn.

I’d like to be Picasso.

Ik zou wel een glas water willen.

I’d like a glass of water.

Ik zou wat advies kunnen gebruiken.

I could use some advice.

Ik zou nu liever management doen.

I would rather do management now.

Ik zou je nooit kunnen haten.

I could never hate you.

Ik zou het tegenovergestelde aanbevelen.

I would recommend otherwise.

Ik zou haar elke dag willen zien.

I would like to see her every day.

Ik zou graag willen bijdragen.

I would like to contribute.