hij zei dat ik niet mijn verantwoordelijkheid nam
Hij zaagde houtblokken voor de open haard.
Hij leek buitenlands beleid te begrijpen.
Hij verkoopt allerlei producten.
Hij snurkt.
Hij zocht beschutting tegen de regen.
Hij heeft een gat in zijn hand.
Hij sprak spottend over haar prestaties.
Hij begon een tulband te dragen.
Hij roerde de thee goed.
hij strekte zijn snoet juist naar het eendje uit
hij studeert
Hij studeert wiskunde.
Het dacht aan, hoe het vervolgd en bespot was, en hoorde nu allen zeggen, dat het de mooiste van al die mooie vogels was.
Hij nam een krijtje en schreef op het bord.
Hij profiteerde van mijn onwetendheid en bedroog me.
Hij probeerde de bal te treffen.
Hij trachtte op te staan.
Hij is over een steen gestruikeld.
Hij is gestruikeld over zijn eigen voeten.
Hij keerde me de rug toe wanneer ik hem het meeste nodig had.
Hij is een verrader geworden.
Hij kwam een uur later opdagen.
Hij heeft een wet overtreden.
Hij liep met grote passen naar het kasteel.
Hij liep met grote passen en maaiende armen op hen af.
Hij wil leren koken.
hij was
Hij was een groot bewonderaar van Albert Einstein.
Hij was een zeer wijs, rijk en machtig koning.
hij was boos dat ik het niet deed
Hij werd gearresteerd voor heling.
Hij was zwaar gewond.
Hij werd geboren omstreeks 1980.
Hij bedroog.
Hij was vlak achter mij.