Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - G

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1128) C (201) D (3952) E (1474) F (203) G (923) H (2244) I (1323) J (285) K (771) L (466) M (719) N (391) O (809) P (525) Q (2) R (393) S (1105) T (1089) U (194) V (1264) W (1135) X (3) Y (88) Z (929)
Dutch Recording English Learn
geduurd
lasted
gedwarsboomd
thwarted
gedwongen
forced
gedwongen of verplichte arbeid
forced or compulsory work
geef
give
geef
cared for (part)
Geef het bevel!
Give the command!
Geef hun de schijf.
Give them the disk.
Geef hun mijn nummer.
Give them my number.
Geef me alsjeblieft de lijm en de schaar die in die doos zitten.
Hand me the glue and the scissors in that box, please.
Geef me alsjeblieft een bondig antwoord.
Please give me a concise answer.
Geef me dat niet.
Don’t give me that.
Geef me de vijf!
High five!
Geef me honderd dollar.
Give me a hundred dollars.
Geef me mijn ring terug.
Give me back my ring.
Geef niet toe aan uw hartstochten en begeerten, zoals gebeurt bij mensen die God niet kennen.
Do not give in to your passions and desires, as happens to people who do not know God.
geeft
gives
geeft aan
indicates
geeft een schatting van de kost
gives an estimate of the cost
geëindigd
finished
geel
yellow
geelbruine
yellow-brown
geen
no
geen baat
no benefit
geen doorgaande weg
no through road
geen doorgaande weg aan de linkerkant
no through road on the left
geen enkel mededogen
no compassion
geen enkele
not a single
geen flauw benul
no idea
geen greintje
not a shred of
geen greintje vertrouwen
not a shred of trust
geen handdruk of omhelzing
no handshake or hug
geen manier
no way
geen ongewoon patroon
not an unusual pattern
geen overdonderende winnaar
no overwhelming winner
geen overrompeling op openbaar vervoer
no surprise on public transport