Dutch-English Dictionary - G

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1128) C (201) D (3953) E (1474) F (203) G (923) H (2245) I (1323) J (285) K (771) L (466) M (719) N (392) O (809) P (525) Q (2) R (393) S (1105) T (1089) U (194) V (1264) W (1135) X (3) Y (88) Z (929)

Dutch	English	Learn
ging	went (singular)	Learn
ging naar de slaapkamer	went to the bedroom	Learn
gingen	went	Learn
giraf	giraffe	Learn
gist	yeast	Learn
gisteravond	last night	Learn
gisteren	yesterday	Learn
Gisteren heb ik deelgenomen aan de bijeenkomst.	Yesterday I attended the meeting.	Learn
Gisteren hebben wij de woonkamer grondig gepoetst.	Yesterday we cleaned the living room thoroughly.	Learn
Gisteren kwam daar een besluit van het Vlaams onderwijs bij dat niet minder dan 4.488 pagina’s omvat.	Yesterday there was a Flemish education decree that includes no less than 4,488 pages.	Learn
Gisteren kwam ik Tom toevallig tegen.	I ran into Tom yesterday.	Learn
Gisteren was er een aardbeving.	There was an earthquake yesterday.	Learn
Gisteren was het volle maan.	It was a full moon yesterday.	Learn
Gisteren was ik thuis.	Yesterday I was at home.	Learn
gitaar	guitar	Learn
glad	smooth	Learn
gladde	smooth (long form)	Learn
gladstrijken	to smooth out	Learn
glans	shine	Learn
glans	glare	Learn
glansverf	gloss paint	Learn
glanzend	glossy	Learn
glanzend	shiny	Learn
glanzend gepoetste eiken meubels	glossy polished oak furniture	Learn
glas	glass	Learn
glasvezelnetwerk	fiber optic network	Learn
glazen	glass (adjective)	Learn
glibberde	slithered	Learn
glibberen	to slither	Learn
glimlach	smile	Learn
glimlachje	smile (diminutive)	Learn
glimlachte	smiled	Learn
glimmerend	shiny	Learn
glimp	glimpse	Learn
glinsterend	shining	Learn
glippen	to slip	Learn