Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (724) B (1134) C (202) D (3987) E (1478) F (204) G (926) H (2262) I (1326) J (285) K (775) L (466) M (719) N (392) O (816) P (529) Q (2) R (395) S (1114) T (1100) U (194) V (1271) W (1139) X (3) Y (88) Z (939)
Dutch Recording English Learn
de week
the week
de weergave
the display
de weergoden
the weather gods
de weerslag
the impact
De weersverwachtingen zijn ongunstig.
The weather forecast is unfavourable.
de weg
the road
De weg naar de vernietiging is breed.
The road to destruction is wide.
De weg was geblokkeerd door een kettingbotsing.
The road was blocked due to a pile-up.
De weg was volledig versperd.
The road was completely blocked.
de wegen
the roads
de weglating
the omission
de wei
the meadow
de weiden
the pastures
De weigeraars gaven geen commentaar.
The refusers gave no comment.
De weigeraars wilden niet meedoen aan het experiment.
The refusers did not want to participate in the experiment.
de weken
the weeks
de wenkbrauw
the eyebrow
de wenkbrauwen
the eyebrows
de wensen
the wishes
de wenteltrap
the spiral staircase
de wereld
the world
de wereldbevolking
the world population
de wereldgeschiedenis
the world history
de wereldhandel
the world trade
De werking van dit wapen is verwoestend.
The effect of this weapon is devastating.
de werklast
the workload
de werknemer
the employee
de werknemers
the employees
de werktuigen
the tools
de werving
the recruitment
de Westelijke Jordaanoever
the West Bank
de wet
the law
de wetenschap
the science
de wetenschapper
the scientist
de wettelijke regelgevingen
the legal regulations
de wettelijke sluitingsuren
the legal closing hours