Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (724) B (1134) C (202) D (3987) E (1478) F (204) G (926) H (2262) I (1326) J (285) K (775) L (466) M (719) N (392) O (816) P (529) Q (2) R (395) S (1114) T (1100) U (194) V (1271) W (1139) X (3) Y (88) Z (939)
Dutch Recording English Learn
de urgentie
the urgency
de vaardigheden
the skills; the abilities
de vaart
the speed
de vaatwasser
the dishwasher
de vacature
the vacancy
De vacature is nu gesloten.
The vacancy is now closed.
De vacature is vervuld.
The vacancy is filled.
De vacature staat open.
The vacancy is open.
De vacht is de behaarde huid van een zoogdier.
The coat is the hairy skin of a mammal.
de vader
the father
de vakantie
the holiday
de vakbonden
the unions
de vakken
the subjects
de vakkenvuller
the shelf filler
de vakleerkrachten
the subject teachers
de val
the fall
de valkuil
the trap
de valreep
the last minute
De valreep was glad door de regen.
The gangplank was slippery due to the rain.
de vangrail
the guardrail
de vangst
the catch
de varkens
the pigs
de vaste schakel
the permanent link
de vaststellingen
the findings
de veer
the feather
de veerkracht
the resilience
de vegetariër
the vegetarian
De veiligheidsvoorzieningen zijn belangrijk.
The safety measures are important.
de velden
the fields
de veldsla
the lamb’s lettuce
de veldslag
the battle
de venkel
the fennel
de vennootschap
the company
de ventilator
the fan
de verbeelding
the imagination
de verbinding
the connection